Zo kennen veel Lochemers 'vogelaar' Hans van Hoorn. Hij is bijna dagelijks onderweg met fiets en verrekijker als vaste attributen. Foto: Henri Bruntink
Zo kennen veel Lochemers 'vogelaar' Hans van Hoorn. Hij is bijna dagelijks onderweg met fiets en verrekijker als vaste attributen. Foto: Henri Bruntink

Lochemer Hans van Hoorn telt al 5000 uur trekvogels

Algemeen

Medeoprichter Vogelwerkgroep Lochem bereikt mijlpaal

Door Henri Bruntink

LOCHEM - Veel Lochemers kennen Hans van Hoorn wel. Wellicht niet zijn naam, maar dan toch in ieder geval zijn verschijning. Imposante baard, meestal op de fiets en altijd een verrekijker om zijn nek. De medeoprichter van de Vogelwerkgroep Lochem bereikte onlangs de mijlpaal van 5000 uur trekvogeltellen. In het najaar, als de vogels van noord naar zuid trekken, telt hij bijna dagelijks tussen het Twentekanaal en de Berkel.

De belangstelling voor vogels heeft Hans van Hoorn van de vader en grootvader. “Mijn interesse voor vogels heb ik van beide meegekregen. Mijn opa ving vinken en mijn vader hield postduiven. Mijn vader en ik waren beide lid van de Vogelwerkgroep in Gorssel. In 1987 heeft mijn vader de Vogelwerkgroep in Lochem opgericht.

Vogelwerkgroep
De werkgroep heeft momenteel zo’n 60 leden, waarvan er zo ongeveer 25 echt actief zijn met broedvogelinventarisaties en punt-transect tellingen. Daarbij worden soorten en aantallen vogels in een bepaald gebied in kaart gebracht. Ook het aantal broedparen wordt vastgelegd.

De werkgroep heeft met Wim Nijenhuis een geweldige timmerman in huis die door de jaren heen honderden nestkasten heeft gemaakt en samen met anderen heeft opgehangen voor uilen, torenvalken en mezen, roodstaarten en vliegenvangers. De kasten van de uilen en valken worden jaarlijks gecontroleerd en aanwezige jongen geringd. Daarnaast wordt er met jagers en grondeigenaren samengewerkt om de patrijs en wulp te beschermen en voor ons buitengebied te behouden.

Samenwerking
Contacten met beleidsmakers zijn er ook. Zo is de werkgroep betrokken bij het biodiversiteitplan waar de gemeente Lochem momenteel aan werkt. Ook is er in samenwerking met de gemeente Lochem een groot aantal nestkasten opgehangen voor koolmezen. Deze vogels leveren een bijdrage aan de bestrijding van de eikenprocessierups. Ook de roekennesten worden jaarlijks geteld en nieuwe nestlocaties opgezocht voor provincie en gemeente. Samengewerkt wordt er ook met Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en het Geldersch Landschap
.
Telpost Hooge Weide
Jaarlijks terugkerend zijn de trektellingen in het najaar. Hans van Hoorn trekt er dan nagenoeg dagelijks op uit. “We tellen er vaak met meer mensen maar te druk moet het er niet worden”, aldus Van Hoorn. Wat er precies wordt gezien en geteld en wie de tellers zijn is overigens uitstekend te volgen op de website trektellen.nl. Kies daar voor ‘trektellingen’ en ‘Nederland’. Zoek dan in de lijst de telpost ‘Hooge Weide, Lochem’ en er verschijnt een lijstje met waarnemingen per dag. Ook ‘plaatselijk’ vogelsoorten die worden gespot worden vermeld.

De telpost Hooge Weide ligt tussen Twentekanaal en Berkel. Vorige week werden daar onder meer kraanvogels, baardmannen, kramsvogels, blauwe kiekendieven en een tjiftjaf (een hele late) genoteerd. De meerderheid werd echter gevormd door ganzen en houtduiven. Van die laatste soort werden er op de telpost ooit zo’n 10.000 tegelijk gezien.

Omstandigheden
Hans van Hoorn legt uit dat we het oosten van Nederland, wat vogeltrek betreft, erg afhankelijk zijn van de richting en de kracht van de wind. Als deze uit het oosten waait worden met name trekvogels die vanuit Scandinavië naar het zuiden vliegen letterlijk onze kant opgeduwd. Deze vogels laten zich overigens nooit verder naar het westen duwen dan de kustlijn. Dat verklaart dat er langs de kust wel honderd telposten zijn waar ze bij gunstige omstandigheden hele grote aantallen tellen.

Trends
Trends zijn bij de vogeltrek lastig te ontdekken, juist vanwege die wisselende omstandigheden. Als het gaat om ‘onze eigen’ vogels ligt dat anders. Van Hoorn zag soorten verdwijnen maar ook nieuwe soorten (terug)komen. Zo verdwenen onder meer de nachtegaal en de veldleeuwerik en wordt ook de grutto nauwelijks nog gezien. Nieuwkomers zijn de rode wouw, de slechtvalk, en de raaf. Terug van weggeweest lijkt de roodborsttapuit. In 2001 vond hij het eerste nest van de grauwe gans. Nu kom je deze gans overal tegen en heeft die gezelschap gekregen van de brandgans en de grote Canadese gans.

Jeugdbond
Van Hoorn zegt het echte vogelkijken geleerd te hebben via zijn lidmaatschap van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN). Deze organisatie bestaat dit jaar 100 jaar en richt zich op jongeren tussen 12 en 23 jaar. “Daar ben ik als vogelaar gevormd. Elke zondagochtend met vrienden op pad en elkaar kennis bij brengen over de natuur. De NJN had veel leden die later bekend werden, zoals oud-VVD-leider Hans Wiegel. Overigens was Hans van Hoorn jarenlang raadslid in de gemeente Lochem. Eerst voor Aktief Lochem en later voor GroenLinks.

Met trekvogels tellen begon hij al snel na de oprichting van de Vogelwerkgroep. Aanvankelijk vaak met de inmiddels bekende ecoloog Stef van Rijn. De eerste telpost lag op de Lochemse Berg. Van Hoorn: “Dat was op zich een goede plek. Prachtig uitzicht. Maar we hadden last van het lawaai van maishakselaars en bij het tellen heb je naast je ogen ook beslist je oren nodig. Dus dat ging daar niet samen.”

Reizen
De vogeltrek werd een grote fascinatie voor hem. Hij reisde ervoor naar Falsterbo in Zuid-Zweden, Gibraltar en naar Batumi aan de kust van de Zwarte Zee in Georgië. “Daar zie je duizenden roofvogels tegelijk.” Het eiland Rügen in Noordoost-Duitsland was jarenlang in het najaar een vaste bestemming vanwege de aanwezigheid van duizenden kraanvogels. Deze soort wordt trouwens bij oostenwind ook regelmatig boven Lochem gespot.

Er worden nog altijd nesten verstoord rondom Lochem. Of het puur vandalisme of het bij sommigen aanwezige sentiment dat je roofvogels moet bestrijden is onduidelijk. Van Hoorn wijst in dit verband op het verleden. “Het was hier lang gewoonte om roofvogels te bestrijden. Gemeenten zetten er in de 19e eeuw zelfs premies op. Als je de dode sperwers inleverde kreeg je geld. Dat gold ook voor vleugels of staarten van andere roofvogels. Slimme ‘jagers’ leverden de vleugel van een gedode vogel in bij de ene gemeente en de staart bij de andere. Sommige mensen leefden ervan.”

Achterhoek
Dit soort praktijken vindt Van Hoorn in archieven die hij regelmatig bestudeerd. Een boek met historische feiten over vogels in de Achterhoek, vanaf pakweg 1400, zit in zijn hoofd. Hij voorspelt dat het daar nog wel enige tijd blijft. “Als je op oude kaarten kijkt was de Achterhoek eeuwen geleden voor een groot deel moerasgebied. Daar moet het gewemeld hebben van de vogels. Ook voor trekvogels moet dat een interessante rustplek geweest zijn.”

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant