Illustratie: Marc Weikamp
Illustratie: Marc Weikamp

Boeren, Burgers en Buitenlui - Niet aan het einde van de wereld, maar wel in een wereld die het einde is

Algemeen

ACHTERHOEK - In Boeren, Burgers en Buitenlui spreken we met inheems, import en idealist over hoe het leven in de Achterhoek is. We evalueren en fantaseren en Marc Weikamp zal illustreren, omdat de regio er is om te eren. Deze week een gesprek met Ilja Vaags, medewerker van De Feestfabriek en Stichting Pak An. Hij verhuisde midden in de pandemie vanuit Arnhem terug naar de streek van zijn jeugd en hoopt ook anderen ervan te overtuigen dat dat allerminst een stap terug is.

Door Eva Schuurman

Ilja Vaags vindt het een eigenaardige eer uitgekozen te zijn voor deze rubriek, maar de redactie vindt het logisch; Vaags kent de Achterhoek vanuit zijn jeugd, zijn werk en inmiddels opnieuw van onder het dak van het huis van wijlen zijn oma. “Het is een boerderij aan het einde van een doodlopende en onverharde weg, behalve bezoek komt alleen de postbode het weggetje in en uit.” De oorspronkelijke functie van het huis is zoals in vele gesplitste boerderijen terug te herleiden: “Mijn tante en oom wonen op de helft waar vroeger de deel was, hun terras was voorheen de mestvaalt.” Ilja kijkt met zijn gezin uit op de randen van het dorp Aalten, wat maakt dat het niet het eind van de wereld lijkt. In de Winterswijkse buurtschap Woold had hij ‘vrogger’ nog maar weinig waardering voor verlaten en desolaat: “Dan heb je alleen een fiets en is alles ver weg.”

Toch was het er ultiem veilig opgroeien: “Ik kende iedereen.” In zijn klas trof hij veel jongens van boerenfamilies en bij hen thuis te mogen spelen ‘onder mild ouderlijk toezicht’ gaf een grootse vrijheid waarvan je achteraf de waarde pas inziet. Ilja memoreert aan het feest dat destijds in de Aaltense buurtschap De Haart op buurtschool het ‘Möllenveld’ gevierd werd omdat de honderdste leerling de school besteeg, terwijl nu de één na de andere dorpsschool het straatbeeld verlaat. Vandaar dat de krimp hem aan het hart gaat. “Je kunt er weinig aan doen.” Behalve vanuit de stad terugkeren wellicht, en je kinderen van drie en vijf er groot laten groeien. Zorgen dat je net als destijds de ouders van hun schoolgenoten kennen leert en het dialect niet helemaal verleert. Zelf spreekt hij het nog met zijn moeder, ooms, tantes, buren en soms collega’s. “Je schakelt als vanzelf over, je weet het van elkaar. Dat is wat er mooi aan is.”

Zoals hij in die spraak ook de humor zo waardeert: “Het gevoel voor understatement, Achterhoekers kunnen eindeloos droog uit de hoek komen. Zet ze naast het grootste flatgebouw van de wereld en ze zeggen onderkoeld: flink gebouwtje.” Vaags wijdt uit over ‘sprekken’ en hoe dat een uitstervende sociale kunstvorm betreft. Wat hij schetst zie je moeiteloos voor je: een bulderend gezelschap dat dezelfde anekdote in schaamteloos overdreven vorm voor de honderdste keer aanhoort. “Het is belangrijk dat het in de kern wel echt gebeurd is en iedereen kent het al, maar ze besluiten toch weer te lachen en daarmee een sfeertje neer te zetten.”

En op de achtergrond glooit dan dat fraaie landschap een beetje, het is groen en lommerrijk en ‘gewoon prachtig’. Want er is die perfecte balans tussen mooie dorpen en buitengebied. Een gebied waarvan Ilja hoopt dat de huizen te betalen blijven voor Achterhoekse jongeren, want hij ziet zijn leeftijdsgenoten zo graag terugkomen: de mensen die logischerwijs met het op kamers gaan een andere kern opbouwden. “Er is dan alles voor te zeggen om in die stad te blijven, maar je kunt er ook gewoon naartoe rijden.” Ilja ondervond zelf dat het terugkomen naar zijn kern van weleer geen stap terug bleek. “Je legt er niks op toe, ik twijfelde daarover en had het hopeloos fout.” Hij hoopt dan ook een paar van die medetwijfelaars te overtuigen: “Ik zou dat een prestatie vinden waar ik trots op zou zijn.” Maar om ‘m daarom nu chauvinistisch te noemen zou te ver gaan: “Ik ben geen Egyptenaar of Ier.” Toch vertelt ie bescheiden doch fier warme herinneringen te hebben aan de jaarlijkse feesten en het kneuterig samenzijn, al was het leven in Velp en Arnhem ook best heel fijn.

“Als ik weg zou moeten - wat me moeilijk lijkt want er wonen zoveel inspirerende lui in de Achterhoek - dan zou ik weer in Arnhem gaan wonen; er wonen in en in goeie mensen, het is er bij tijd en wijle cynisch, hard en volks, ze schelden je de huid vol als het moet, maar als het erop aankomt zullen ze je altijd helpen.” En daarin schuilt een grote overeenkomst met zijn huidige buren, want: “In de kern is dat waarom Achterhoekers ook van elkaar houden. Alleen dan ingetogener.” Ja, hier laten ze niet zo snel het achterste van die tong zien. Dus wanneer je Ilja Vaags schoorvoetend hoort zeggen dat hij het een eigenaardige eer vindt zijn verhaal te mogen doen, begrijp je meteen waarom zijn terugkomst naar ingetogen klein enkel een hele geslaagde kan zijn.


Illustratie: Marc Weikamp 


8 keer 8erhoeks met Ilja Vaags

Favoriete plek:
“Dat is de plek waar ik geboren ben en waar mijn moeder nog woont, het is er altijd fijn om de oprit weer op te draaien. Het uitzicht er is vrij, je kijkt honderden meters weg richting Duitsland dus dat is al een unicum. Ik heb er een fijne tijd gehad.”

Mooiste bedrijf/organisatie:
“Ik ben het aan mezelf verplicht om De Feestfabriek te noemen, als geheel. Er zit zoveel onder die vlag dat me aanspreekt; de Zwarte Cross vind ik te gek, maar de Stichting Pak An is ook mooi en Mañana Mañana net zo goed. Alle drie om afzonderlijke redenen, ik kies er niet eentje.”

Mooiste gebouw:
“Een favoriet gebouw heb ik niet echt, maar in Oerkroeg Schiller in Aalten voel ik mij uitzonderlijk op mijn gemak. Het is het mooiste café van Nederland.”

Meest inspirerende persoon:
“Het is moeilijk, maar dan kies ik toch voor Rocco Ostermann. Het is een goede liedjesschrijver, gitarist en een begenadigd schrijver van korte verhalen. Doorgaans zijn mensen – als ze geluk hebben – meestal maar goed in één ding.’

Favoriete Achterhoekse artiest/kunstenaar:
“Auteur Jonah Falke. Hij schreef ‘De mooiste vrouw van de wereld’, dat boek vond ik te gek. Hij komt uit Bontebrug, dat is ook heel erg klein en dus herkenbaar.”

Lekkerste gerecht/drank:
“We hebben nu een boomgaard, daar verzamelen we de appels en de peren uit en die gaan naar de Achterhoekse SapPers. Wat je daarna terugkrijgt ziet er niet uit; het is een grauwe en bruine substantie, maar het smaakt geweldig.”

Mooiste lied:
“Ik zou liegen als ik nu zou kiezen voor dialect-rock, maar ik kies wel voor een band waarvan twee leden uit de Achterhoek komen. Ze heten ‘Atlanta’ en maken geïmproviseerde gitaarrock zonder zang. Het nummer dat ik kies heet ‘Deventer Kunstweg’. Ik heb even navraag gedaan over de titel bij de componist, dit is wat hij erover zei: “De titel is passend omdat het prima als soundtrack zou dienen bij een rit op de langgerekte, en door de vele ongelukken beruchte, weg tussen Groenlo en Borculo.”


Mooiste uitdrukking:
“Goed goan, dat klinkt beter dan ‘tot ziens’ en betekent in het ABN zoiets als ‘het ga je goed’, maar in het Achterhoeks is het veel minder zwaar.”


Ilja Vaags plant met zijn gezin opnieuw zijn voet in de Achterhoek, foto is gemaakt op het land bij zijn moeder. Foto: eigen foto 

Bent u of kent u een geschikte kandidaat voor deze rubriek? Meld dit dan bij redactie@achterhoeknieuws.nl

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant