De beamer deed het niet, dus gingen spreker Wybren Scheepsma en zijn vrouw Dini Hogenelst – beiden kenners van de middeleeuwen – met hun laptops rond om ‘plaatjes’ bij de lezing te tonen. Foto: Sander Grootendorst

De beamer deed het niet, dus gingen spreker Wybren Scheepsma en zijn vrouw Dini Hogenelst – beiden kenners van de middeleeuwen – met hun laptops rond om ‘plaatjes’ bij de lezing te tonen. Foto: Sander Grootendorst

Vrome middeleeuwse vrouwen: van gebed tot catering

Cultuur

EEFDE - Het is zo goed als onmogelijk om je in te leven in een langvervlogen tijd. Maar de bezoekers van de Kapel op ’t Rijsselt in Eefde kwamen zaterdagmiddag een eind in de buurt.

Door Sander Grootendorst

Dr. Wybren Scheepsma, die een lezing hield over de rol van vrouwen in de Moderne Devotie, attendeerde het publiek erop. De vrouwelijke muzikanten van het Zutphense gezelschap La Lauzeta hadden twee liederen van Hadewijch vertolkt, de beroemde mystieke dichteres. Scheepsma: “Algemeen wordt aangenomen dat Hadewych behoorde tot de begijnenbeweging, vrouwen die kozen voor een geestelijk leven, maar dan niet volgens de strenge regels van het klooster. Ze konden daar deels een eigen invulling aan geven en ook hun muzikale talent inzetten.” 

Addertje onder het gras: de vrouwen die tot de Moderne Devotie behoorden, waren géén begijnen. De zogenoemde Zusters van het Gemene Leven leefden volgens de ideeën van Moderne Devotie-grondlegger Geert Groote, ze zagen van al het eigen bezit af. Vanuit onze materialistische tijd misschien lastig voor te stellen, maar de leer van Geert Groote was erg in trek. Hij stelde in Deventer eerst zijn eigen huis en daarna meerdere huizen beschikbaar voor arme vrouwen en die kwamen daar in groten getale op af. Nadat Groote was overleden, besloot Johannes Brinckerink, een van zijn opvolgers, rijke vrouwen en weduwen ook toe te laten. Daartoe stichtte hij het klooster in Diepenveen. Van waaruit vrouwen als een soort missionarissen hielpen om Devotie-huizen op te zetten, onder meer in Zutphen.

Scheepsma – specialist middeleeuwse Nederlandse spirituele literatuur – vroeg zich af waarom er in Zutphen geen straat naar Johannes Brinckerinck is genoemd, hij werd hier in 1359 geboren.

Naast spreekvaardigheid – waar Geert Groote om bekend stond – waren organisatietalent en zakelijk instinct noodzakelijk, anders had de Moderne Devotie nooit zo groot kunnen worden, betoogde Scheepsma. “Je kunt op een kistje gaan staan en je boodschap verkondigen, dat gebeurde veel in die tijd, maar meestal niet erg efficiënt.”

Groote en Brinckerink bezaten de talenten in ruime mate. Daarnaast was Brinckerincks vroomheid legendarisch. Beweerd wordt dat hij alle contact met vrouwen in het openbaar meed. “Vrouwen waren een bron van zonde.” In de hoofden van mannen dus… Maar het gold niet voor de Zusters van het Gemene Leven, vroom tot in het diepst van hun wezen.

Scheepsma gaf een goede reden voor de aantrekkingskracht van een sober bestaan: “Geert Groote beschouwde de kerk als door en door verrot. Neem alleen al de twee pausen die er toen waren en die elkaar de tent uit vochten.” Hoog tijd voor een terugkeer naar de grondbeginselen van het Evangelie, dat werd in West-Europa op veel plaatsen zo gevoeld.

Nog een – muzikaal – addertje onder het gras: Waar begijnen instrumenten hanteerden, zoals luit en blokfluit, was dat de Zusters van het Gemene Leven verboden. Wat dat betreft hadden de leden van La Lauzeta hun instrumenten, waaronder een draagbaar orgel en een vedel – op het oog een eenvoudig soort cello – thuis moeten laten… Maar zo principieel hoefden ze niet te zijn, de grenzen tussen de Groote-zusters, de begijnen en, als tussenvorm, de zogenoemde ‘tertialisten’ waren vloeiend: zo leefden de bewoonsters van het Zutphense Rondeel eerst als begijnen en later conform de leer van de Moderne Devotie. Alle huizen waren afhankelijk van externe giften en die kwamen grif binnen. “Wat er tegenover stond? Het gebed!” Het zogenoemde memorieboek van het Zutphense Ademanshuis geeft een overzicht van de personen voor wier zielenheil op welke dag gebeden werd.

De allerstrengste vorm van kloosterleven hield in dat je als non of monnik niets anders mocht doen dan bidden. “Er kwam dus geen geld binnen, je was totaal afhankelijk van weldoeners.” Waar het er minder streng aan toe ging, werd wel geld verdiend, bijvoorbeeld met het maken van boeken. Scheepsma toonde op zijn laptop een fraai voorbeeld uit het klooster IJzendoorn. Ook werd er kleding geproduceerd. “Zutphen moest de werkzaamheden in het Ademanshuis inperken, omdat ze gingen concurreren met de textielindustrie. Valse concurrentie: de kloosters betaalden geen belasting.”

Maud Arkesteijn, namens Cultuurplatform Zutphen medeorganisator van de bijeenkomst, wist te melden dat de vrouwen van het Adamanshuis ook uitblonken in ‘catering’. “Toen Hertog Karel van Gelre trouwde met een Duitse prinses, hebben zij het huwelijksfeest van eten en drinken voorzien.” Ongeveer zoals La Lauzeta de lezing zaterdagmiddag voorzag van muziek.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant