Afbeelding

Plannen

Opinie

Met dochter wandel ik langs de Berkel bij Almen. Daar lopen we geregeld, omdat hondje Hazel daar haar dartele gang kan gaan. Het is nog vroeg, er hangt een zweem nevel boven het water. Bij de meander in de rivier, vliegt plots van links de witte reiger op, die hier tegenwoordig woont; we zien hem altijd als we hier zijn. Hij, of misschien is het wel een zij, komt niet graag te dicht bij Hazel en is daarom nogal opvliegend van karakter.

Dochter en ik zijn opgewonden. We gaan binnenkomt op reis. Naar IJsland. Dat zit zo. Toen ze een jaar of veertien was, zei ik in een decadente opwelling: ‘Wanneer je achttien wordt, neem ik je mee naar New York.’ In de loop van mijn leven ben ik een paar keer die kant op geweest, en de stad die nooit slaapt heeft op mij de uitwerking die hij op velen heeft, een magische. Hoe dan ook, toen mijn dochter zestien werd en de wereld op slot ging vanwege het virus, zei ze: ‘Ik wil helemaal niet naar New York. Ik wil naar IJsland.’

Ik wist dat ze geen stadsmeisje is. IJsland is het land van haar dromen, met name de onherbergzame, ruige landschappen. Inmiddels is mijn dochter een jonge vrouw die binnenkort negentien hoopt te worden. Niet hier, maar… in IJsland. Ze gaat werken op een boerderij met tachtig IJslandse paarden nabij Akureyri, in het noorden. Ze wil graag dat ik haar breng, en dat we samen een tijdje rondreizen, om te landen in haar tijdelijke nieuwe thuisland. Vandaar de opwinding.

Tijdens de voorpret stuitten we op een verschil in aanpak. Waar dochter alle bezienswaardigheden die ze op het oog heeft het liefst wil plannen – ‘als we nou eerst naar die waterval gaan, kunnen we daarna dat natuurpark doen en misschien ook die mooie geiser meepikken’ –, laat ik de planning juist graag los. Al improviserend door de straten van Reykjavik lopen, locals aanspreken en vragen waar het mooi is, wat de beste routes zijn en of er nog sneeuw in de lucht hangt.

Het wordt een compromis. We gaan plannen, én improviseren. Een poldermodel dus, lekker Nederlands. Als we bij de toegangspoort naast het zwembad aankomen, kijken we elkaar aan: we hebben slechts de reiger en elkaar (in het midden) ontmoet, zijn verder niemand tegengekomen. Zo dunbevolkt als IJsland is het hier zeker niet, maar het voelt heerlijk rustig.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant