Afbeelding

Tollen

Het heffen van tol was al eeuwenlang een bekende en vaak verguisde manier voor machthebbers om aan geld te komen. Die tolgelden waren gewoon inkomsten voor de graaf, de hertog of de plaatselijke landheer.

De riviertol bij Lobith was voor de hertog van Gelre zelfs zeer belangrijk, want 1/3 van zijn inkomsten kwam uit die tol. Een schipper die probeerde door te varen zonder tol te betalen, kon niet alleen op verbeurdverklaring van zijn boot en de vracht rekenen, maar kreeg soms zelfs de doodstraf.

En de plaatselijke landheren profiteerden zelfs dubbel. Er moest niet alleen op diverse plekken tol betaald worden, maar de goederen die uit een omgeslagen kar op de grond waren gevallen waren ook nog eens van hem, want die hadden zijn grond beroerd. Geen wonder dat wegen slecht onderhouden werden om ongelukken met karren te bevorderen en de plaatselijke timmerman aan werk te helpen.

In de loop van de 19de eeuw kwam er een grote verandering. Men begon verharde wegen aan te leggen met grind, de grindweg. Soms zelfs net gebakken steen. Dan ontstond er een steenweg.

Maar onderhoud van dat soort wegen was duur. En we hebben gezien dat de eigenaren van de wegen helemaal geen belang hadden bij onderhoud van hun wegen, tenzij, zoals bij baron van Dorth, hij zijn eigen weg gebruikte voor zijn eigen handelstransport. Maar dat soort combinaties was zo zeldzaam, dat veel overheden oprijlanen en verbindingswegen tussen kastelen en plaatsen kochten. Maar dan lag de onderhoudslast ook bij die gemeente of provincie.

Daarom besloten de Nederlandse gemeenten op 1 januari 1856 om zelf tol te gaan heffen, om voldoende geld binnen te krijgen om de wegen goed te kunnen onderhouden. Overal werden tollen aangelegd, met tolhuisjes en tolgaarders. Meestal met uitstekende ramen aan weerszijden zodat men op tijd de aankomende reizigers en karren in het vizier kreeg.

Rond Lochem waren er tollen bij De Pessink, Gorssel, Barchem, Zwiep, tussen Epse en Laren, tussen Laren en Lochem, tussen Lochem en Borculo (oude weg), bij Borculo (De Lebbenbruggen) en ten westen van Lochem (De Luchte), per keer was het tarief niet zo hoog, maar als je van Borculo, via Lochem, naar Zutphen, 5x tol moest betalen was het al gauw een vorstelijk bedrag. Kortom, wie reist moet tol betalen.

In 1926 voerde Den Haag de landelijke wegenbelasting in, zodat de tollen opgeheven konden worden. Bij landgoed Westerflier is er echter nog tot na WO II tol geheven.