Afbeelding

Lochem verlicht

De Nederlandse winters waren vroeger niet alleen koud, maar ook pikdonker. Als het voorjaar begon en de nachten werden korter, werd het wel beter, maar de angst voor in het donker sluipende en onzichtbare dieven en ander gespuis bleef.

Sommige grote plaatsen hadden daarom al vanaf de 16de eeuw straatlantaarns met kaarsen. De lantaarnopsteker stak ze elke avond aan, om ze op een vastgestelde tijd in de nacht weer te doven. Dat was echter een luxe die Lochem zich niet kon veroorloven. De zorg voor de veiligheid in Lochem bleef beperkt tot vermanende woorden van de priester en later de dominee in de Gudulakerk en het luiden van de papklok en daarna het sluiten van de stadspoorten om 9 uur, om bij het luiden van de waakklok in de ochtend weer open te gaan. In de tussentijd mocht je alleen op straat met een brandende kaars in een lantaarn. 

Het bleek bij het Lochemse gemeentebestuur echter toch te kriebelen. Want toen het mogelijk werd om uit steenkool gas te maken, was Lochem een van de eerste kleine steden die besloot tot een gemeentelijk gasbedrijf. 

In 1863 werd de daarvoor nodige gasfabriek gebouwd met een grote gashouder, aan de Julianaweg, op de plek waar nu supermarkt Lidl staat. Zo’n fabriek was uitgerust van allerlei nieuwigheden, zoals een stoomketel, retort, de zuiveringskist, een scrubber en exhauster. 

Cokes was het restproduct dat dan weer als brandstof gebruikt werd in de eerste Lochemse stoommachines. 

Hoewel stadsgas in een deel van de Lochemse gemeenteraad als een goede mogelijkheid werd gezien om iedereen toegang te geven tot betrouwbare en betaalbare energie, bleef het gebruik in het begin beperk tot de straatverlichting en enkele luxe buitenlantaarns bij een paar Lochemse notabelen. De gemeente onderstreepte dat in 1887 min of meer, door een elitaire gaslantaarn te kopen van de Deventerse ijzergieterij J.C. Nering Bögel en op de markt te plaatsen. Die lantaarn is inmiddels een Rijksmonument, verhuisd en elektrisch. 

Dat betekende dat de meeste Lochemse burgers gewoon turf en hout bleven gebruiken. Het zou nog tientallen jaren duren voordat in de stad een min of meer volwaardig leidingnet voor het stadsgas was aangelegd, in principe bereikbaar voor iedereen.

De vondst van het Groningse aardgas in 1959 maakte niet alleen het stadsgas overbodig, maar zorgde er ook voor dat bijna iedereen aangesloten werd. Dat gebeurde in Lochem vanaf 1963, na 90 jaar onafgebroken levering van het eigen stadsgas. Eerst verdween de gashouder, waarna de gebouwen nog allerlei andere bestemming hebben gehad; nu staat er de supermarkt van Lidl. 

En nu? Gasbuizen eruit, of toch biogas of waterstofgas erin?