Afbeelding

Lochemse bodes

Geen internet, trein, auto of fiets betekende in de 18de en 19de eeuw niet dat er geen onderling verkeer was. Dat was er wel degelijk en niet alleen handels- en briefverkeer, maar ook bestuurlijk verkeer, tussen bijvoorbeeld Lochem en Zutphen.

Al in 1728 gaf het Lochemse gemeentebestuur aan Jan ter Schegget de opdracht om voor een vaste bodedienst te zorgen tussen Lochem en Zutphen, voor fl 8,- per jaar. Dat was een mooie bijverdienste voor ter Schegget, die in het dagelijks leven olieslager was. Hij reed met een os en een vrachtkar op maandag en donderdag naar Zutphen. Vertrekpunt in Lochem was herberg de Zon van de familie Harmsen. In Zutphen moest hij soms lang wachten op de aansluitende postkoetsen uit Arnhem, Amsterdam of Den Haag. Een brief van Lochem naar Den Haag kostte in die tijd een stuiver. 

In 1768 overleed Jan ter Schegget en sloot zijn schoonzoon, Gerrit Hensen, een nieuw contract met de gemeente. En hij breidde de dienst uit naar Harderwijk en Amsterdam. Kleinzoon Albert Jan ter Schegget ging begin 19e eeuw met de bodedienst verder. Hij vertrok op donderdag uit Lochem en kwam op dinsdag uit Amsterdam terug. Zo’n retourreis mocht niet langer dan 8 dagen duren, zodat klanten niet te lang hoefden te wachten op de volgende mogelijkheid en beunhazen geen kans kregen om tussendoor een dienst illegaal te verzorgen. Bovendien moesten zijn vader en beide broers borg staan voor de waarde van de brieven en soms geldzendingen.

Ondertussen was in 1797 door de gemeente Lochem een tweede bodedienst gecontracteerd, Jan Harkink. Ook tussen Lochem en Zutphen voor eveneens fl. 8,- per jaar. Harkink ging op maandag, woensdag en zaterdag heen en weer. In Zutphen bleef hij dan een paar uur wachten in herberg de Star. Zo kon hij post en pakketjes overnemen van de postkoetsen uit Arnhem, Amsterdam en Den Haag. Maar ook de Zutphenaren konden in die tussenliggende tijd post bij hem brengen. 

Op 17 december 1832 besloten Gedeputeerde Staten van Gelderland om het anders aan te pakken en twee bodediensten te laten uitvoeren tussen Ruurlo-Borculo en Lochem-Zutphen voor fl. 125,- per jaar. Voor Lochem-Zutphen werd Jan Dieperink gecontracteerd, de zoon van de vroegere postbode Steven Hendrik Jan Dieperink. 

Ondertussen verzorgde van Gend & Loos al een postkoetsendienst naar Duitsland, vanaf Arnhem, via Lochem. Toen ook nog, in respectievelijk 1865 en 1885, het spoor en de tram hun intrede deden in Lochem en begin 20e eeuw de auto, was er geen klandizie meer voor de ‘oude’ bodediensten.