Ets: Wim van der Meij

Ets: Wim van der Meij

Boekhandel Lovink 175 jaar

Iconisch en knus, goed gesorteerd én chaotisch: een boekhandel met drie gedichten op de zijgevel. Schrijver Eke Mannink werkt sinds deze zomer in Lovink. Ze portretteerde de jubilerende boekwinkel de afgelopen weken van binnenuit. 

Aflevering 5 / slot: de bovenbuurman

Behalve de man die de Poststeeg de mooiste plek van Europa vond, heb ik weinig wonderlijker types ontmoet dan Boeije Jansen. Toen mijn kinderen zijn naam voor het eerst hoorden, kwamen ze niet meer bij van het lachen. 'Boeije?…. Boeije!!!' Ze hebben hem nog nooit gezien, maar zijn voornaam blijft in hun oren hilarisch.

Boeije woont boven de winkel en is de voormalig eigenaar van Lovink. Onder zijn handen groeide de zaak uit tot wat je noemt 'een literaire boekhandel'. Van de week begon een klant over de 'brunaficatie van de boekbusiness' en ik moest denken aan de koers die Boeije al die jaren volgde. Het was er een met oog voor boeken, vervolgens een hele tijd niets. Pas dan kwam het geld.

'Lovink is geen gewone boekhandel.' Rob de Vos heeft een huisartsenpraktijk aan de overkant van de Markt en is een van onze vaste klanten. 'Als je binnenkomt, begrijp je het. Je voelt het. Het is de manier waarop de boeken liggen, de gezellige chaos, de sfeer. Klanten komen van heinde en verre, dat is opvallend. Op de een of andere manier werkt Lovink verslavend.'

De Vos is een van de Vrienden van Lovink, een stichting ter ondersteuning van de boekhandel, die begin vorig jaar werd opgericht. Het voelt echt goed, dat er zo'n fanclub bestaat. Het geeft steun. Zo organiseren de Vrienden het leeuwendeel van het jubileumfeest dat komend weekend op stapel staat.

Boeije Jansen ken ik van een afstand sinds 2012. Als stadsdichter van Zutphen stapte ik beschroomd over zijn drempel met mijn eerste bundel. Zijn collega verwees me naar het kamertje linksachter, waar nu de kinderboeken staan. 

Een wit-bebaarde man keek fronsend over zijn bril naar wie hem nu weer kwam storen. Hij nam de bundel met weinig woorden aan, bladerde erdoorheen, knikte, mompelde wat, bladerde weer terug, las wat, sloeg de kaft dicht, keek naar de voorkant en overhandigde hem weer aan mij. 'Je mag hier liggen. Spreek maar een prijs af.' Waarna hij verder ging met de paperassen op zijn bureau.

Het kan niet missen; hij moet geweten hebben dat zo'n Mannink niet bijster hard zou lopen. Dat hij vanuit economische motieven beter, net als bijna al zijn collega's, had kunnen zeggen: 'Bedankt maar nee.' Of: 'Een paar weken in consignatie tegen veertig procent.' Maar dat deed hij niet. Hij gaf het beginnende dichtertje moed, zelfs enig zelfvertrouwen.

Inmiddels zie ik Boeije iedere werkdag. 'Ik heb hier niets meer te zeggen,' mompelt hij nogal eens. Maar ondertussen. Iedere ochtend tilt een van ons zijn fiets uit de winkel de straat op; in Jansens huurcontract staat dat hij die 's nachts binnen mag parkeren. Hij levert tips voor boeken en helpt speuren naar titels wanneer de winkel vol klanten staat en het laatste exemplaar weer eens zoek is. Op zaterdag komt 'ie steevast voor zijn kranten, via de deur achter de kassa.

Honderdvijfenzeventig jaar Lovink, wat een tijdperk. Wat een winkel.

Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.