Afbeelding

Maximiliaan van Egmont voor de poort

In september 1543 zien de Lochemers vanaf de wallen hoe een grote menigte krijgslieden zich om de stad legert. Een officier van het Habsburgse leger verschijnt voor de Smeepoort en brult dat Maximiliaan van Egmont, graaf van Buren, de stad vordert in naam van Keizer Karel V.

Niet onlogisch, want in 1539 was het hertogdom Gelre in handen van Willem van Gulik, de hertog van Kleef, gekomen. De Habsburgse keizer, Karel V, vond dat een te sterke regionale heer, dus besloot hij Gelre te veroveren en daarmee de macht van van Gulik te halveren.

Zo'n aanzegging klinkt heel indrukwekkend, maar de Lochemse magistraat, nog niet erg gewend aan belegeringen en verwoestingen, weigert de poort te openen. Maximiliaan van Egmont geeft bevel om de stad te bombarderen met gloeiende kogels (myt vuerbellen). De gevolgen laten zich raden, met de houten huizen en daken van stro of hooi. Binnen de kortste tijd staat een groot deel van de stad in brand.

De bevolking is radeloos, men haalt met brandhaken de brandende huizen omver, met grote vonkenregens tot gevolg. Menselijke kettingen die leren emmers met water uit de gracht halen en over de vuurzee uitstorten halen niets uit. Overal laait het vuur weer op. 

Ook de kerk en de toren branden uit, zodat het Lochemse stadsbestuur radeloos bijeenkomt. Ze besluiten dat ze ‘tot hoger noth gedrungende stath muyten borgeren in gnaden ind ongenaden toe ergeven’

De Smeepoort wordt geopend en de soldaten van Maximiliaan worden toegelaten. Maar daar blijft het niet bij. De Lochemers moeten, omdat ze niet meteen de poort hebben geopend, als straf kanonnen, haakbussen, kruit, lood en de klokken uit de toren inleveren. De bevolking staat machteloos toe te kijken als wilde lansknechten en huursoldaten ook nog eten en drank vorderen. Eigenlijk mag men nog blij zijn dat er verder niet geplunderd en verkracht wordt. 

Met Maximiliaan van Egmont begint een bijzondere connectie van de Oranje-Nassau’s met Lochem. Want Maximiliaan is de vader van Anna van Egmont, gravin van Buren, de eerste vrouw van Willem van Oranje. In 1582 wordt de stad uit Spaanse belegering ontzet door Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg en Filips Ernst van Hohenlohe-Neuenstein, respectievelijk neefje en schoonzoon van Willem van Oranje. Daarbij worden drie in Lochem vastzittende neefjes van hem bevrijd, namelijk Herman, Frederik en Oswald. In 1606 wordt Lochem alweer een keer bevrijd, ditmaal door Ernst van Nassau-Dietz, ook weer een neefje van Willem. En in 1665 is het de beurt aan achterneef Johan Maurits van Nassau-Siegen om Lochem te bevrijden, ditmaal na een bezetting door de bisschop van Münster.