de V-man

'Eén goedemorgen.' Het is nog geen half tien en de eerste klant staat op de drempel. De man met baard wenst ons nadrukkelijk één goede morgen, geen twee. 

'Heeft u Michelangelo?' gaat hij verder. Hij heeft een wit werkhemd aan, om zijn hals bungelt een groot kristal.
Collega Jan is zoals altijd weer sneller dan ik. 'Wat zoekt u precies?' Hij is al op weg naar de kunst. De bebaarde meneer staat nog in de deuropening. Hij steekt beide armen schuin omhoog, zet zijn benen enigszins uit elkaar. 'Ik zoek deze,' zegt hij. 'Die tekening.'
'Aha,' zegt Jan van achter in de winkel. 'De homo universalis.'
Hij komt terug met een groot boekwerk van de uitverkooptafel, over leven en werk van Michelangelo. 'Maar is wat u bedoelt niet van Leonardo da Vinci?'
De man kijkt een halve seconde nadenkend.
'Nee.' Hij schudt zijn hoofd.
'Ja!' roep ik iets te enthousiast. De kunstgeschiedenislessen over de Vitri-, Vitro- of nee: Vitruviusman echoën in mijn hoofd. Ik onthoud die naam nooit, er mist altijd een u of een i. De gulden snede had ermee te maken, waar ik als kind door gebiologeerd was, nog altijd ben eigenlijk. Dat de verhoudingen kloppen.
'O?' De man klinkt enigszins beteuterd, herstelt zich dan. 'Ik denk het niet, hoor. Hij is van Michelangelo. Ik heb hem nodig voor een schilderij.'

Ik duik het administratiekamertje in en diep de laptop uit mijn tas. Nou wil ik het weten ook.
Jan heeft een groot Da Vinci-boek uit de kunstkast gehaald. Als ik de V-man intik, dwarrelen de plaatjes over het scherm.
'Ja!' roept de man. De kristal aan het koord springt door zijn enthousiasme een eind van zijn borst. 'Dat is hem! Dus tóch van Da Vinci? Hmmmmm. Kunt u hem printen?' Dat kan niet, mijn computer is niet aangesloten op het apparaat van Lovink.
Jan heeft intussen in het boek dezelfde plaat opgezocht. De man begint de afbeeldingen te fotograferen, voor zijn schilderij. Mag dat wel, zou mijn dochter later vragen, wanneer ik haar het tafereel uit de winkel schets. Terecht, want je komt in principe natuurlijk naar een boekhandel om een boek te kopen, niet om eruit te fotograferen.
Toch zeggen we er niets van, mijn collega en ik. Er zit iets ontroerends in het beeld van de fanatiek fotograferende man.

'Bent u een Lochemse kunstenaar?' vraag ik. 'Ik heb u hier niet eerder gezien.'
'Dat klopt,' knikt hij, al plaatjes schietend. 'Ik houd niet van letters, ik houd van de ruimte tussen de letters. Mijn vrouw was gék op lezen, ze kwam elke week bij jullie. En dan las ze me 's avonds voor, in bed. Mijn lievelingsboek was Hallo meneer God … met Anna. Dat is van Fynn, Sydney George Hopkins. Zoooo mooi. Dat las ze vaak. Vandaag is ze vijf jaar overleden. En ik ben al die jaren niet hier geweest. Dat vond ik te moeilijk.'
'Jee,' reageer ik, overvallen door het verhaal.
'Maar ja,' gaat hij verder. 'Ik heb nu dit plaatje nodig en in de bibliotheek hadden ze het niet.'

Andere klanten vragen mijn aandacht. Tien minuten later, als ik in de kinderhoek naar een prentenboek sta te zoeken, loopt de man langs. Op weg naar de perfecte verhoudingen in zijn schilderij. Zijn ketting hobbelt mee. Hij steekt zijn hand op.
'Dag,' roep ik.
'Bedankt en tot snel ziens!' klinkt het terug.
Jan ziet me vragend kijken.
'Hij heeft een boek besteld,' zegt hij.

Leuk. De kunstenaar wordt klant.