Afbeelding

Adellijke exclusiviteit

Karel de Grote was in de 8ste eeuw begonnen om zijn grote rijk beter bestuurlijk in te richten, met gouwen. Hij benoemde zijn meest betrouwbare en moedige edelen tot graaf of hertog en gaf hen die gouwen in leen. Daardoor werden ze afhankelijk van elkaar en ontstond er een soort verbondenheid tussen de keizer en die edelen.

Die edelen werden door hun privileges en macht wel een aparte klasse, met eergevoel en status, ver weg van het gewone volk, meesters over hun in leen gegeven grondgebied en zorgend voor erfopvolging. Daardoor bijna net zo machtig als de mannen in katholieke dienst, de geestelijken. In de loop van de eeuwen ging die aparte klasse zich verder onderscheiden met een vreemde mix van erbarmen en brutaliteit. Drinkgelagen waren even plezierig als iemand een zwaard tussen de ribben steken. Maar o wee, als je eergevoel was gekrenkt. Dat had je het recht om je te wreken.

Dat zou nog eeuwen zo duren, ook in en rond Lochem. Begin 17de eeuw begingen in de ridderschap van Zutphen, 4 van de 66 edelen een doodslag. Maar ze kregen alle vier gratie van het hof van Gelre en Zutphen. In de periode van 1561 tot 1680 werd meer dan 400 keer kwijtschelding verleend voor een misdrijf met doodslag. Kortom: de gekrenkte eer van de dader telde zwaarder dan de dood van het slachtoffer. Een paar voorbeelden: 

Toen landdrost Walraven van Heeckeren ontkende dat de broers Wolter en Joost de Rode van Heeckeren uit dezelfde mannelijke lijn ontsproten waren, trokken de laatsten zonder aarzeling hun wapen en verwondden de landdrost ernstig. Ze werden niet vervolgd, want de belediging van Walraven was voor de broers een heel zware krenking.

Een zekere Gerhard Kreynck had zich tijdens een cafébezoek in Harderwijk in zijn eer aangetast gevoeld. Het zou om een vrouw gegaan zijn. In een straatgevecht daarna had hij zijn tegenstander, Joost Nagel, dodelijk verwond. Dat was heel ernstig want Joost Nagel was de geplande opvolger op kasteel Ampsen. Maar Kreynck was door Nagel vernederd doordat hij met de platte kant van diens rapier op zijn hoofd was geslagen en dus had hij met recht zijn eer verdedigd.