Afbeelding

Bouwvere(e)niging

Woningnood is tegenwoordig weer actueel en de belangstelling voor volkshuisvesting is dat ook. Maar de aanleiding voor de overheid om zich, rond 1900, te gaan bezighouden met de woningbouw was niet een gebrek aan woningen, maar een gebrek aan gezonde woningen.

Op 1 augustus 1902 trad de Woningwet in werking, met voorschriften over veiligheid, gezondheid, onbewoonbaarverklaring en een goede woonvoorraad. Als gevolg van deze wet werden woningcorporaties opgericht, onder controle van gemeenten. In Lochem gebeurde dat niet; daar ging de gemeente zelf woningen voor de arbeiders bouwen.

En de Lochemse Gezondheidscommissie ging op basis van die wet de bestaande woningvoorraad controleren. Ze keurde enkele arbeiderswoningen in de Schoolstraat af. Die woningen waren nog bijna middeleeuws, met een deur, een raam en daarachter één vertrek met een bedstee. Een over alle woningen doorlopende zolder diende als slaapplaats voor de kinderen. 

De gemeente bouwde in 1913 de eerste woningen die voldeden aan de nieuwe woningwet, een blok van 20 arbeiderswoningen aan de Gerrit Naefflaan. Maar ze waren slecht gebouwd en er kwamen veel klachten van de bewoners. Toen in 1915 ook nog eens de Gezondheidscommissie constateerde dat 366 woningen niet aan de bouwverordening voldeden besloot de gemeente alsnog een aparte bouwvereniging in te stellen. Dat werd in 1917 de ‘Bouwvereeniging Lochem’. Ook besloot de Raad om een stuk grond in de Zuiderenk voor 50 jaar in erfpacht aan de nieuwe vereniging uit te geven en daarmee begon een reeks van grondaankopen door de gemeente. Die grond werd de volgende jaren doorgegeven aan de bouwvereniging, met opdracht om er woningen te bouwen en te verhuren. Zo werden er aan het eind van WO I arbeiderswoningen aan de Gerrit Naefflaan en de Albert Hahnweg gebouwd. Een groot en bijzonder project was de bouw van Tuindorp, ontworpen door de gemeentearchitect G.J. Postel.

Maar het was lang niet voldoende om de verdubbeling van het aantal inwoners sinds midden 19e eeuw op te vangen. In 1924 kreeg de bouwvereniging het nog eens extra moeilijk, omdat de huren omhoog gingen, maar de lonen niet, waardoor het aantal wanbetalers steeg. In het bestuur van de bouwvereniging waren Franken (dir. Naeff) en Stroombeek (lid SDAP) er voor om die mensen niet uit hun woning te zetten, gezien de sociale taak van de vereniging. Ze kregen geen gelijk en verlieten het bestuur. Enkele jaren later gaf het Rijk toestemming om de huren te verlagen, waardoor in 1934 de problemen met de wanbetalers opgelost konden worden.