Afbeelding

Medemens

Volgende week geef ik het stokje bij culturele vrijplaats de Koppelkerk over aan een volgende generatie. Zeven jaar heb ik met zeer betrokken mensen met ziel en zaligheid mogen werken aan een plek die hopelijk is uitgegroeid tot een broedplaats voor de kunsten, waar je volop kunt genieten van concerten, kennisoverdracht en literatuur, en waar geestverwanten elkaar vinden in hun hoop om aan een eerlijker en rechtvaardiger maatschappij te bouwen.

Het avontuur van de Koppelkerk begon met een culturele en maatschappelijke droom. Van de wereld een inspirerende en betere plek maken. Wat ik me niet had gerealiseerd (zoals zoveel dingen) is in hoeverre mijn eigen team vrijwilligers al een afspiegeling was van de maatschappij die ik zo graag wilde verbeteren. Ik had niet kunnen bedenken in welke mate de cultuurtempel die ik aan het bouwen was in zichzelf al een sociale, maatschappelijke daad was (of kon zijn).

De Koppelkerk heeft me ontzettend veel geleerd. Niet alleen door de vele lezingen of meet ups die we organiseerden, maar zeker ook uit de praktijk, uit de ervaring van mens tot mens. Nog niet eerder in mijn leven trof ik een zo diverse groep mensen. Ons team varieert van hoogopgeleid tot praktisch opgeleid, van mensenmens tot introvert, van tandarts tot iemand met een bijstandsuitkering, van jong tot oud, van progressief tot conservatief, van veganist tot barbecue-fanaat.

Maar dit heeft iedereen gemeen: iedereen wil graag gezien en gekend worden. Eén van de lastigste dingen aan mijn werk is, als ik voel dat iemand steun nodig heeft, maar ik door de duizend dingen die er nog moeten gebeuren om de toko overeind te houden, er niet kan zijn. Sommige collega’s kampen met chronische depressie, of hebben een naaste verloren, of zijn zelf ernstig ziek, of hebben moeite hun emoties te regulieren door niet aangeboren hersenletsel waardoor ze snel de pan uitflippen. Hoe houd je alle ballen overeind en iedereen binnenboord met zo’n kleine professionele staf?

Het is een vraag die ik nog niet beantwoord heb. Zou ik de boel anders hebben opgezet als ik wist wat het in de praktijk zou behelzen? Zou ik dan van meet af aan (naast het culturele) het welzijnswerk meer voor het voetlicht hebben gebracht en andere financieringsvormen hebben gezocht? Nooit te laat om te leren gelukkig. Nu ik straks een andere rol krijg in de organisatie (adviseur in de zijlijn in plaats van operationeel directeur) hoop ik met wat meer afstand te kunnen zien wat de fundamenten vragen.

En in wezen vragen de fundamenten van onze hele maatschappij hetzelfde: meer tijd en aandacht voor écht persoonlijk contact, meer medemens zijn. De steeds sneller wordende maatschappij die wordt geregeerd door efficiëntie en geld laat de mens in haar kernbehoeftes berooid achter. Willen we de maatschappij verbeteren? Misschien moeten we ons eerst afvragen of we er kunnen zijn voor de directe mensen om ons heen.