Afbeelding

Rijpe druif

Opinie

Joppe. Met Zwiep vind ik dat de leukste naam uit onze gemeente. Ik denk eraan omdat de takken vervaarlijk voor mijn neus zwiepten net. Het zwiept in Joppe. Ondanks de zo nu en dan lichtelijk stormachtige taferelen en het volstrekt uitblijven van de zon wandelen Hazel en ik vrolijk door het buurtschap.

Ik kende het al. Was er verschillende keren met een natuurliefhebber die als gids optrad. We verkenden het landgoed rondom Huis ‘t Joppe, dat een familie herbergde die nogal wat burgemeesters aan Deventer heeft geleverd. Ook herinner ik me dat hier ringslangen, padden en vleermuizen voorkomen.

Verderop, onder een beuk, staat een meneer met een verrekijker. Waarom? Tijdens dit ochtendlijk uur is er geen vleermuis meer te zien natuurlijk.

‘Goedemorgen,’ begroet ik hem. ‘Wat ziet u?’

Het duurt even voor de man zijn kijker laat zakken. Hij wendt zich tot mij en verbetert: ‘Ik zie niets, maar ik zoek een tapuit.’ Hij klinkt gedecideerd. Dan tilt-ie zijn instrument de lucht weer in en tuurt verder, terwijl hij doorpraat. ‘Ik meende hem zo-even te horen. Zo’n krassend geluid, met scherpe fluitjes.’ Hij tuurt en tuurt. Ik tuur mee, zie niets dan een grijs wolkendek, een gestucte hemel.

‘Het is onwaarschijnlijk,’ zegt de vogelaar. ‘Tapuiten nemen sterk af in aantal, en zeker overwinteraars zie of hoor je nauwelijks meer. Het leek me de moeite waard om door de lens te gaan zoeken of het niet bijvoorbeeld een scholekster was.’ Hij kijkt me aan, zijn toestel nog in de lucht. ‘Ken jij hem, de tapuit?’

Ik had me net bedacht dat naast de ringslang, de pad en de vleermuis ook vogels een rol hadden gespeeld tijdens de wandelingen met de natuurvorser destijds. Wat je noemt een passieve herinnering, geactiveerd door deze ontmoeting.

‘De gele,’ zeg ik, ‘kan dat kloppen?’ 

De man is even stil. ‘Hij kan een gele glans over zich heen hebben gehad,’ zegt hij dan, bedachtzaam zoals ik hem ken, sinds een paar minuten. ‘Zijn wetenschappelijke benaming is Oenanthe. Dat betekent wijnstok, of druif. De tapuit deed de Grieken denken aan een rijpe druif. Door een geel-witte waas op zijn borst en keel. Het ligt er een beetje aan in welk seizoen je hem tegenkomt, hij kan ook heel bruin ogen.’

Hazel is er inmiddels bij gaan liggen. Ik bedank de man voor het delen van zijn kennis. ‘Ik ben maar een amateur, hoor,’ antwoordt hij. Verlicht wandelen we verder.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant